Viezeltje

Viezeltje

Zoals elke ochtend is mevrouw Stoffel druk in de weer. Ze boent de stoelen en de lamp, de viskom en cactus, de druiven en het hoofd van meneer Stoffel. Zo is het huis tiptop in orde voor als de Burgemeester op bezoek komt. Die is nog nooit langs geweest, maar je weet maar nooit. Ze loopt met haar stofdoek naar buiten, “Kok, het vuilnis leeft, het brulde, het viel me aan!”. Middenin de tomatensaus drijft een meisje, een ontzettend vies en plakkerig meisje. “Wat een viezeltje”, gruwt meneer Stoffel. “En hoe krijg ik het weer schoon?”. Meneer Stoffel roert met zijn armen door de prut. Eerst vist hij een glibberige prei omhoog, maar dan… hebbes! “Kok, wacht hier, laat Viezeltje niet los, want dat geeft nare vlekken”. Dan verdwijnt ze in de schoonmaakkast. “Ja, ja, nee, nee liefje”, “ah, het Buurtnieuws”. “Vier jij hier feest met een kudde kleuters?” “Oh, kijk nou eens, jij hebt Viezeltje laten ontsnappen”. “Oh, dit is geen moment voor bezoek!”. Maar buiten op de stoep staat… de Burgemeester. “Verstop je!”. Meneer Stoffel rolt zich op in het vloerkleed. Viezeltje roept blij: “Kok!” en ze springt van de klok en valt met een grote plons in de teilsop. “Nee!”, gilt mevrouw Stoffel, maar de voordeur zwaait al open. “Goedemiddag Burgemeester, let u vooral niet op de rommeligheid”. “Ik ben op zoek naar mijn kleine meid, ze zat hier in de kinderzandbak koekjes te bakken en plots was ze foetsie”. “Uw kleine meid?” “Meneer de Burgemeester, hier is uw schattige meisje!”. “Een lieflijk meisje heeft u hier, maar mijn kleine meid heeft sausvlekken op haar jurkje en zuurtjes in haar haren”. “Mijn meisje, zwaai nog maar een keertje naar die lieve mensen, dan gaan we gauw weer naar huis”. “Dag”. “Oh nee, dit is geen tijd om op te stappen”. Die middag is de Burgemeester druk in de weer, hij boent de stoelen, de lamp, de viskom, de cactus en het hoofd van meneer Stoffel. Zo is het huis tiptop in orde voor als de Koningin op bezoek komt. Die is nog nooit langs geweest, maar… je weet maar nooit!