Papa, pak je de maan voor mij?
Papa, pak je de maan voor mij?
Voor Marijke naar bed ging keek ze naar buiten naar de maan. Die leek heel dichtbij. Marijke strekte haar armen uit. “Ik wou dat ik met de maan kon spelen”, dacht ze. Maar kon er niet bij. Hoe ver ze haar arm ook uitstrekte, de maan aanraken lukte haar niet. “Papa”, zei Marijke toen tegen haar vader, “pak jij de maan voor mij?”. Marijkes vader haalde een heel lange ladder, hij droeg de heel lange ladder naar een heel hoge berg. Hij zette de heel lange ladder op de heel hoge berg en klom naar boven. Hoger en hoger. Eindelijk kwam hij bij de maan. “Mijn dochtertje Marijke zou graag met jou willen spelen, maar je bent veel te groot”. “Elke nacht word ik een stukje kleiner”, zei de maan, “en als ik klein genoeg ben, mag je me meenemen”. Het klopte: de maan werd kleiner en kleiner. En… kleiner. Toen de maan klein genoeg was nam Marijkes vader hem mee. “Alsjeblieft”, zei Marijkes vader tegen zijn dochter, “hier heb ik de maan voor je”. Marijke maakte een dansje met de maan. Ze knuffelde de maan en gooide ‘m hoog in de lucht. Maar de maan bleef kleiner en kleiner worden. Tot er niets meer van over was. Toen Marijke twee dagen later ’s avonds naar buiten keek, zag ze in de donkere lucht een klein sikkeltje van de maan. En dat werd groter en groter, en… groter.